Wespachtigen (Vespoidea) behoren tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en kunnen in twee groepen verdeeld worden:
- De zaagwespen (Symphyta)
- De echte wespen (Apocrita)
Tot de laatstgenoemde groep behoort ook de grootste familie van de wespen: de plooivleugelwespen. Zij danken hun naam aan de geplooide vleugels die ze in de lengterichting dubbelvouwen, waardoor ze extra smal lijken. Tot de plooivleugelwespen behoren ook de twee meeste bekende stekende soorten die we in Nederland kennen: de gewone wesp (Vespula Vulgaris) en de Duitse wesp (Vespula Germanica).
Wereldwijd bestaan er zo’n vijftigduizend wespensoorten. Omdat we in Nederland vooral bekend zijn met de gewone wesp en de Duitse wesp, beperken we ons alleen tot deze twee soorten. Een gewone wesp kan zo’n een tot twee centimeter lang worden, is zwart/geel gekleurd en heeft een ‘ingesnoerd’ lichaam: de bekende wespentaille. De gewone wesp vertoont veel overeenkomsten met de Duitse wesp. Ze zijn moeilijk uit elkaar te houden, echter een Duitse wesp is iets groter. Bij de koninginnen is het verschil duidelijker te zien. Een Duitse wesp heeft drie stippen op het kopschild en de gewone wesp een pijlvormige vlek.
De gewone wesp en de Duitse wesp komen vooral voor in Europa, Noord-Afrika en delen van Azië. Het zijn ook direct de twee soorten die ons ’s zomers het meest lastig vallen. Ze worden dan ook wel ‘limonadewespen’, ‘steekwespen’ of ‘papierwespen’ genoemd. Beide soorten bouwen namelijk hun nest uit een soort papier dat een combinatie van speeksel en droog hout bevat. De nesten zitten meestal verborgen op donkere plaatsen als onder een dak, in de muur of in een verlaten muizenhol.
Alles wespen (behalve de koningin) gaan in de herfst dood. Wanneer het voorjaar aanbreekt, worden de koninginnen na een winterslaap weer actief en gaan op zoek naar een mooie nestplaats om eitjes te leggen. Na enkele dagen komen de larven uit om ze zich na tien dagen te gaan verpoppen. Vervolgens duurt het nog enkele dagen voordat er volwassen wespen uit kruipen. Een koningin steekt niet en voedt zichzelf met nectar en stuifmeel.